Maar toch werden zij gedomineerd door de landelijke politieke kopstukken en speelden provinciale thema’s nauwelijks een rol. Bij alle grote TV-debatten draven ze op. Bij het RTL-debat tussen de nationale partijleiders op 7 maart viel het woord “provincie” slechts twee keer, het woord “waterschap” één keer. Het WNL-debat op 17 februari, en het Radio 1-debat op 8 maart, ging zelfs tussen de “lijsttrekkers” voor de Eerste Kamer en ging vooral over de vraag welke partijen straks in de Eerste Kamer gedoogsteun wilden geven aan de regering als die zijn meerderheid in de Eerste Kamer kwijtraakt, evenals over Europese politiek. Kortom, debatten tussen mensen waar niemand woensdag op kan stemmen over thema’s waar de verkiezingen niet over gaan.
Dit komt voor een groot deel door het rare gegeven dat de Provinciale Statenleden op hun beurt (op 27 mei a.s.) weer de Eerste Kamerleden kiezen. De Eerste Kamer is niet direct gekozen, maar getrapt. Desondanks heeft de Eerste Kamer veel meer macht dan veel vergelijkbare ‘senaten’ in andere landen. Alle wetten en verdragen moeten ook door de Eerste Kamer worden goedgekeurd. En waar zij geen bevoegdheden heeft, knabbelt ze die er zelf bij: de grondwet geeft de senatoren geen recht van amendement (het wijzigen van wetten) maar de Eerste Kamer heeft die toch feitelijk verworven door met een tegenstem te dreigen als de regering geen wetswijziging nastuurt (een novelle).
Eerste Kamer: het old boys network
De Eerste Kamer werd in 1815 ingevoerd als eis van de Zuidelijke Nederlanden (het huidge België) die de adel en de geestelijkheid een plek wilden geven. De koning mocht de leden benoemen. Al sinds het begin is de Eerste Kamer als instituut van alle kanten bekritiseerd. Zelfs Mark Rutte stelde dat de verplichte goedkeuring van alle wetten en verdragen door de Eerste Kamer een historische weeffout is.
Thorbecke wilde de Eerste Kamer in 1848 afschaffen omdat die volgens hem “zonder grond of doel” was: het was nutteloos voor burgers om zich tweemaal te laten vertegenwoordigen en de Eerste Kamer werkte alleen maar vertragend. Maar omdat de Eerste Kamer moet instemmen met afschaffing van de Eerste Kamer, lukte dat niet. In plaats daarvan mochten de Statenleden voortaan de senatoren kiezen. Daardoor is de Eerste Kamer in feite een old boys network geworden, een ‘ons kent ons’ van partijmastodonten die typisch via tientallen nevenfuncties nauw verbonden zijn met allerlei gevestigde belangen.
De Eerste Kamerleden geven zelf hoog op van hun kwaliteiten. Ze zouden een ‘chambre de reflection’ zijn die onafhankelijk en vanuit hogere kennis naar de kwaliteit en uitvoerbaarheid van wetgeving kijken. Maar zoals staatsrechtjurist Wim Voermans scherp betoogde is het nogal aanmatigend dat de senatoren menen om oppas te moeten spelen voor hun wel direct gekozen collega’s in de Tweede Kamer. In werkelijkheid stemt de Eerste Kamer strikt langs partijpolitieke lijnen. De debatten zijn vaak grotendeels toneelstukjes waarna de senatoren stemmen zoals hun partijen het voorschrijven.
De belangrijkste uitzondering op deze regel: zodra het om invoering van meer democratie gaat. Dan doemt de oude adelijke, anti-democratische geest op en wordt de democratische vernieuwing de nek omgedraaid. In 1999 blokkeerde de Eerste Kamer de invoering van het bindende referendum die al twee keer door de Tweede Kamer was goedgekeurd. In 2005 blokkeerde zij op soortgelijke manier de invoering van de gekozen burgemeester. De senatoren komen ermee weg, want anders dan de Tweede Kamerleden kan de kiezer hen niet afstraffen.
Vervang de Eerste Kamer door het referendum!
Het voorstel van de commissie-Remkes – geef de Eerste Kamer een terugzendrecht van wetsvoorstellen naar de Tweede Kamer – is geen oplossing. Veel beter wordt de Eerste Kamer afgeschaft en vervangen door bindende referenda op volksinitiatief. Want de enigen die zouden moeten controleren of de Tweede Kamer haar werk wel goed doet, zijn de burgers zelf.